donderdag 2 juli 2015

Sjotten, ravotten en spelen in de Kneistse woonwijken... ?

Gebrek aan visie in Knokke-Heist?

Spelen en woonwijken, voor mij zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden. Ik herinner me mijn jeugd al spelende in de straat, gaan vissen in de grachten en in de winter de bevroren plassen gaan trotseren. Voetbalgoals opzetten met enkele jassen of Eddy Merckx naäpen op onze driewieler. Het kon allemaal, zonder dralen, zonder malen. Het autoverkeer had toen nog niet die drastische vormen aangenomen waardoor we met schrik voor ons leven ons doelpunt moesten scoren. We owned the streets !

Tijden veranderen echter, en zo ook onze mobiliteit. De wagen staat aan de voordeur of achterdeur en is jammer genoeg het verlengde van onze persoonlijkheid geworden. We zijn als het ware vergroeid met dat stuk blik en rubber. Brood halen om de hoek, vlug even de auto in. Een verplaatsing staat tegenwoordig synoniem voor autogebruik, we denken niet verder dan onze neus lang is. Dit legt echter een zware druk op onze gezellige woonwijken van weleer. Spelen wordt een ware beproeving, de sprint winnen op z’n Van Himpe’s een processie van Echternach. Touwtje springen hoort er al helemaal niet meer bij, o wee die krassen in de carrosserie.

We bunkeren onze tuin in, plaatsen omheiningen of hoge hagen en sluiten het achterpoortje waardoor we de “Lebensraum” van onze kinderen beperken. Die boze buitenwereld vol autogeweld is veel te gevaarlijk voor onze kleine ravottende pagadders. Het staat echter als een paal boven water dat spelen buiten de grenzen van ons klein reservaat net de sociale ontwikkeling van onze kinderen bevordert. Ze leren omgaan met anderen, begrip opbrengen voor verschillende standpunten. Er wordt eens ruzie gemaakt, er wordt veel leute en plezier gemaakt en er pinkt al eens een traantje als we de sprint verliezen op 5 meter van de meet of het doelkader raken in de laatste minuut. Het zijn net die impulsen van buitenaf, het contact met de maatschappij, die de cognitieve ontwikkeling en de emotionele intelligentie van de jongsten in positieve zin beïnvloeden. Net door vallen en opstaan, letterlijk en figuurlijk dan, leren we omgaan met tegenslagen en voorspoed in ons leven.

Het is de taak van onze ruimtelijke ordenende overheid om die “Lebensraum” in onze gezellige bakstenen woonwijken te blijven vrijwaren voor onze kinderen. Niet alles hoeft persé volgebetonneerd worden. Onze verkavelingsdrang en de tol van het vastgoed leidt al te vaak tot onpersoonlijke woonwijken zonder veel beweging behalve dan het ijzeren ros dat om de haverklap van stal wordt gehaald. Toch niets leuker dan ravottende en bleitende kinderen in de wijk? We schieten schromelijk tekort !

Ik zie in onze mooie badstad tal van nieuwe woonwijken opduiken, architecturale pareltjes, verwoede pogingen tot betaalbaar wonen. Onze gemeente mist echter visie op vlak van speelpleinbeleid. En ik heb het dan niet over de gekende Vakantie+ of Jeugdvakanties, maar over de ravot, sjot and play in de straat. Elke nieuwe verkaveling wordt volgebouwd met ofwel wegenis ofwel vastgoed en bakstenen, geen sprankeltje gras of groen wordt gevrijwaard voor een voetbalgoal, een schommel of een glijbaan. De financiële roep van het vastgoed eist z’n tol en beperkt de speelruimte voor onze kinderen.

Dit is een dringende oproep naar de gemeente om een visie te ontwikkelen op vlak van speelpleinbeleid. Onze ruimtelijke ordening en stedenbouwkundige voorschriften bij de ontwikkeling van nieuwe woonwijken of reconversie van bestaande clusters is daarin de eerste stap! Vrijwaar die speelruimte, voorzie een pleintje met enkele speeltuigen en breng zo terug leven en spelende kinderen in onze verkavelde ruimte. Het is slechts een simpele clausule die kan ingeschreven worden in de bouwvoorschriften bestemd voor de projectontwikkelaar. De sociale en cognitieve ontwikkeling van onze toekomst zal er wel bij varen.

Eventueel een voorzet in de goeie richting? Misschien even op studiereis bij de buren? Stad Brugge heeft een “Speelruimtebeleidsplan 2014 – 2020” opgesteld, een visie waarin het speelpleinbeleid voor de komende 6 jaar wordt uitgestippeld en bepaald. Deze visie dient als rode draad bij elke nieuwe (of bestaande) ruimtelijke ontwikkeling. De inspiratiebundel en visienota is simpel te downloaden op http://jeugddienstbrugge.be/kids/downloads. We hoeven het warm water niet uit te vinden… Het “speelweefsel” wordt als het ware in kaart gebracht en knelpunten worden gedetecteerd. Eventuele “missing links” in het speelweefsel worden opgelijst waaraan actiepunten verbonden worden. Zo ontstaat er een heuse “speelkaart” waarop het speelweefsel over het ganse grondgebied in kaart wordt gebracht. Elke nieuwgeboren krijgt zo’n speelkaart thuis bezorgd. In Brugge beperkt het spelen zich dus niet tot de eigen woonwijk, er ontstaan ware volksverhuizingen op zaterdagmorgen (uiteraard per fiets) op vraag van de kinderen die de speelkaart en andere speelpleinen wensen te ontdekken.

Speelkaart Brugge
 
Geliefde gemeente, het is nog niet te laat. Er zijn zeker in bestaande en geplande verkavelingen nog enkele stukjes gras te vinden die kunnen gevrijwaard worden van beton en waar een simpele schommel of glijbaan kan voorzien worden. De eerste stap in de goede richting is de speelruimte inplannen en uitwerken. Geef de woonwijk terug aan onze kinderen en breng terug leven in het stedelijk speelweefsel… Mijn dochter zal u dankbaar zijn.


Barcelona

Berlijn

Gummersbach

Kopenhagen

Mechelen

Gent, Prettige Wildernis

Freiburg, Vaubanwijk

vrijdag 14 februari 2014

Als de meeuwen schreeuwen...

Wat gebeurt er als je opgespoten landspecie twintig jaar lang onberoerd en als braakliggend terrein zonder functie laat liggen? Juist, de natuur palmt het terug in. Dat is ook zo gebeurd met enkele aanzienlijke stukken land aan de uiteinden van de voorhaven van Zeebrugge, tegenaan de westelijke strekdam. Daar zijn in de jaren ‘80 bij de uitbreiding van de haven van Zeebrugge en dito aanleg van de oostelijke en westelijke strekdammen grote substanties landspecies aangevoerd waarvan men nog niet wist waarvoor of hoe die aan te wenden. Het enige wat klaar en duidelijk was: ooit zal daar één of ander havenbedrijf zich vestigen. De terreinen bleven twintig jaar lang onaangeroerd, een ideale opportuniteit voor de natuur om in te grijpen. De meeuwenpopulatie vond er een geschikte broedplaats bij hun terugkeer uit het hoge Noorden.
 
Anno 2014 worden de toekomstplannen voor deze terreinen ietwat duidelijker, de twee grootste containerbedrijven PSA en APM plannen deze gebieden in te palmen om hun activiteiten uit te breiden. Groot gelijk zou ik zo zeggen, de strekdammen en die terreinen zijn er immers ooit gekomen omwille van economische voorspoed en mogelijke uitbreiding van de haven, laten we dat niet onder stoelen of banken steken. Het doet me deugd te horen dat wereldspelers zoals PSA en APM nog steeds wensen blijven te investeren in Zeebrugge en de voorhaven aanzien als een ideale uitvalsbasis en overslag voor hun trafieken. De Haven van Zeebrugge is nu immers één van de grootste arbeidspools van West-Vlaanderen en de Belgische kust.
 
Maar wat met de meeuwen die daar reeds tientallen jaren hun ideale broedplaats gevonden hebben? Laat ik eerlijk zijn, de zilver- en mantelmeeuwen zijn nu niet meteen mijn favoriete troeteldieren, die pikkende en kraaiende witte beesten. Geef mij dan maar een roodborstje of musje die lieflijk de wormen uit de grond pikt. Echter, fair is fair, de meeuwen zijn kustdieren… wij wonen aan de Kust, let’s deal with it. Ikzelf woon reeds 33 jaar aan de Kust en heb die meeuwen er al altijd geweten, in alle sereniteit en in harmonie met alle kustbewoners… Alleen is de hetze rond de aanwezigheid van deze typische kustdieren de laatste jaren in alle hevigheid losgebarsten en werd het dier menigmaal beschimpt en vervloekt aan de keukentafel en werd het onderwerp van menig toogpraat. Waarschijnlijk sterk gevoed door het groot aantal tweedeverblijvers die het aspect meeuw vanuit het binnenland niet echt wisten te apprecieren en er niet in slaagden het dier te kaderen binnen de typische eigenheid van de Belgische kust. Verscheidene politici stortten zich op deze schijnbare “opportuniteit” om zich via dit eerder makkelijke doel te etaleren in de lokale media die er op hun beurt gretig op inspeelden. Er werden valse vossen geplaatst op daken van middelbare scholen, laserconsoles moesten de dieren afschrikken,… Gratuit populisme troef…
 
Meeuwen zijn en blijven aaseters, meeuwen zijn en blijven kustdieren, we zullen het er mee moeten stellen. Net zoals de gieren ook aaseters zijn en de Pyreneeën het er ook mee moeten stellen. De broedplaatsen in de voorhaven zullen verdwijnen, laten we het er daar over eens zijn. Maar de Vlaamse Overheid is nu aan zet om duurzame alternatieven te ontwikkelen. Duurzaam voor de meeuwenpopulatie maar tegelijk ook duurzaam voor de Belgische kust en badplaatsen! Er moet geanticipeerd worden op het verdwijnen van de broedplaats, maar tegelijk moeten we ook vermijden dat de meeuwenpopulaties neerstrijken in de badplaatsen en zo nog meer ergernis opwekken bij de lokale bewoners. Laat staan dat er plots op elk dak een rondrijdende vos tevoorschijn komt. Er zijn tal van alternatieven mogelijk, maar die moeten ook daadwerkelijk onderzocht worden. En daarin schiet de overheid schromelijk te kort. Wat zijn die alternatieve dan? Er wordt gedacht aan daken van bedrijven in de Zeebrugse haven? Een benijdenswaardig idee, maar in hoeverre haalbaar… Wat met broedplaatsen in zee? Kan eventueel gecombineerd worden met het project “Vlaamse baaien” die de kustbescherming moeten verbeteren. Maar we moeten het warm water niet uitvinden, er zijn tal van bestaande locaties die kunnen aangewend worden: de baai van Heist, de bufferzone tussen de Vuurtorenwijk en de Sea-Ro terminal en waarom zelfs ’t Zwin niet gaan onderzoeken? Ik heb de wijsheid niet in pacht, dierenkunde is en zal nooit mijn specialiteit wezen dus ik ga daar dan ook geen uitspraken over doen. Maar laat er ons werk van maken. Het is de verdomde plicht van de overheid om te anticiperen op het verdwijnen van de broedplaatsen en de mogelijke alternatieven te onderzoeken, zowel ten voordele van de meeuw en om de overlast voor de Kustbewoner tot een minimum te beperken.

Toch wil ik ook nog even terugkeren op het aspect “aaseter”… Juist, de opengepikte vuilzakken die ’s morgens langsheen de dijk een spoor van etensresten nalaten. Meeuwen zijn aaseters en zoeken hun voedsel daar waar het achtergelaten wordt. En bij welke soort is de overconsumptie dermate groot en de wegwerpcultuur zodanig ingeburgerd, dat er restafval en voedsel bij de vleet te vinden is? Correct, wijzelf. Ik ga hier geen betoog afsteken rond overconsumptie en de wegwerpcultuur, dat is misschien voer voor een ander artikel, maar laten we het even hebben over maatregelen die op zeer korte termijn ervoor kunnen zorgen dat opengepikte vuilzakken en restjes kip voor eens en altijd tot het verleden zal behoren. Onlangs was ik in Vlissingen, en daar heb ik een sterk staaltje van Nederlandse nuchterheid ontdekt: gezamenlijke afvalcontainers! Her en der verspreid over de stad staan gezamenlijk afvalcontainers opgesteld, opgedeeld in restafval, pmd, etc… Ze bestaan, in alle maten en kleuren, voor allerlei soorten afval, op maat gemaakt en afgestemd op de wensen en verzuchtingen van de gemeente in kwestie. Gedaan met afvalkalenders en wederom vaststellen dat je de vuilzak bent vergeten buiten te zetten, gedaan met inefficiënte en energieverslindende huisvuilophaling temidden in de nacht… en vooral gedaan met opengereten vuilzakken en restjes kip langsheen de straat. Een zakje afval? Gewoon even een wandeling tot op de hoek van de straat en je afval in de daartoe bestemde afvalcontainer deponeren (uiteraard gesorteerd, als het enigszins mogelijk is). Dit afvalsysteem is algemeen aanvaard en wijdverspreid in Nederland, en heeft z’n nut en voordelen bewezen. Het is een systeem dat op zeer korte termijn kan onderzocht, aanbesteed en uitgevoerd worden. Hou die valse vossen en laserconsoles dus maar voor Carnaval dat binnen twee weken in verschillende kuststeden terug in alle hevigheid losbarst…


zondag 1 december 2013

Autoluw moet kunnen in de Lippenslaan...

In De Standaard van vrijdag 29 november konden we lezen dat de mondaine badplaats Knokke-Heist geen ramblas wenst maar jammer genoeg volop wenst in te zetten op autobereikbaarheid en parkeergelegenheid in één van de meest luxueuze winkelstraten van ons land. De eerlijkheid gebiedt ons dat we inderdaad de kwaliteit die de openbare ruimte in de Zuiderse landen kenmerkt niet klakkeloos mogen kopiëren op onze eigen Vlaamse realiteit. Waarom de hoofden (nog) niet rijp zijn voor deze beleidsoptie, laten we dat even terzijde houden en ons focussen op die Lippenslaan in Knokke, al hoop ik dat dat debat in de komende jaren toch ook nog eens heftig losbarst…

Luxueuze winkelstraten in Vlaanderen. U kent er waarschijnlijk wel wat. De Veldstraat in Gent, de Keyserlei  en Meir in Antwerpen, de Nieuwstraat in Brussel, de Kapellestraat in Oostende, de Steenstraat in Brugge… steevast prachtige winkelstraten met gevestigde waarden en dure merken. Gooi daar even de “Avenue Lippens” tegen en het verschil is merkbaar. Lekker kuieren in de Lippenslaan, we doen ze dan ook graag af als “de” winkelavenue bij uitstek. Toch betrap ik me telkens op de verschillen…  Ik wandel aan de oostzijde richting zee en blijkbaar lijkt dat flaneren en kuieren niet zo’n evidentie. Om de haverklap moet ik me verschansen tussen blik en rubber – auto’s dus – om tegemoetkomende voetgangers een passage te geven. Schepen Willems verbergt zich achter het argument dat er reeds ruime wandelstroken in de Lippenslaan aanwezig zijn, laat hem ons dan even de ruimte aan oostzijde aanduiden waar die ruimte effectief te vinden is? Ruimte voor terrassen is er amper, laat staan winkelwaar. Nochtans weet elke ruimtelijke architect dat een wandelpromenade moet opgebouwd zijn uit een activiteitenzone met gezellige terrasjes en uitgestalde winkelwaar,  een bewegingszone om je daadwerkelijk te kunnen voortbewegen en je niet te hoeven verschansen en tot slot een objectenzone, wat ze de ruimte noemen voor straatmeubilair. Je kent het wel vanop jullie wandeling op de ramblas in Barcelona, bankjes en stoelen enzo, waarop je even kunt uitrusten. Blijkbaar is de ruimte in de Lippenslaan te beperkt om dat beetje ruimte aan de flanerende Zoutien of Kneistenaar te gunnen, onze ruimtelijke ordening is nu éénmaal niet wat het behoort te zijn.

Unizo – dekracht van de middenstand – zweert bij het belang van de “mobiliteit”, ware het niet dat zij toch een andere vorm van mobiliteit in pacht nemen dan tegenwoordig voor waar aangenomen in Vlaanderen. Zij bestempelen mobiliteit als autobereikbaarheid, maar ze vergeten hierbij dat zaken die bereikbaar zijn per auto ook enkel die specifieke zaak bereikbaar maakt, maar geen opportuniteiten biedt voor andere – niet voorziene – impulsaankopen, daar waar dergelijke “Avenue De Lippens” toch op gericht is? Drie parkeerstroken lang kan men overal de wagen parkeren tegen exorbitante parkeertarieven, waar de meer begoede Zoutien waarachtig niet van wakker ligt. De Zoutien gaat dus daadwerkelijk shoppen met z’n wagen langsheen de Lippenslaan en zoekt gericht naar die aankopen die hij vooraf in gedachten had. Drie (3!) ellenlange langsparkeerstroken lang is het aanschuiven geblazen en wordt de voetganger de gevel opgeduwd. Nochtens is het een bewezen wetmatigheid in de wetenschap der mobiliteitsmanagement dat elke uitgestapte autochauffeur een extra voetganger is (de logica zelve). Die extra voetganger passeert veel meer vitrines en gaat dus sneller over tot andere niet voorziene impulsaankopen. Win – win, vooral op economische vlak (de economische return voor alle zaken stijgt immers) maar ook het sociale leven wordt bevorderd en het flaneren tijdens deze gezellige kerstdagen wordt gestimuleerd.

We moeten af van het dogma dat autoluw de doodsteek voor de autobereikbaarheid inhoudt, en het wordt hoog tijd dat ook Unizo – de middenstand – zich bewust wordt van de economische voordelen van dergelijke keuzes op (middel)lange termijn. Autoluw (en dus niet autovrij) kan in de Lippenslaan perfect georganiseerd en gecombineerd worden met heerlijke wandelen en flaneren om die broodnodige impulsaankoop waarop dergelijke winkelstraat gericht is te stimuleren. Maak een afweging tussen de bestaande ondergrondse parkeergarages (jawel, pal aan de markt kan men tegen spotprijzen het blik onder de grond achterlaten) en voeg waar nodig gericht parkeerhavens toe, maar dan wel op een gecentraliseerde en samengepakte wijze. Zo komt er tenminste ruimte vrij voor bredere voetpaden waar heerlijke wandelen wel mogelijk wordt, maar vooral wordt die autochauffeur lichtelijk verplicht zijn wagen op een mentaal aanvaardbare afstand achter te laten en zo zich de stijl van een extra voetganger aan te meten die onderweg naar zijn dagelijks brood, ook andere vitrines passeert waar mogelijks mevrouw toch nog dat ene paar schoenen ziet of de Louis Vuitton waar ze al eeuwig op wacht. Trouwens, die primaire aankoop van een brood gebeurt bij de meeste gezinnen nog steeds ’s morgensvroeg bij de bakker om de hoek met de fiets, en niet in de Lippenslaan, dit volledig terzijde. Ik wil nog even de referentie naar De Bolle in Heist tegen argumenteren. Wie als toerist in het hoogseizoen naar Heist komt, zal steevast De Bolle opzoeken. Het is er een gezellig pleintje geworden waar dagelijks openluchtoptredens plaatsvinden en waar de omringende horecazaken en hun terrassen floreren als nooit voorheen. Het is er daadwerkelijk één van de gezelligste pleintjes van Knokke-Heist geworden sinds die keuze gemaakt werd eind jaren ’90 om de rol van de wagen in vraag te stellen.

We pochen zo graag met onze citytrips naar Parijs, Londen of Barcelona waar we heerlijke kuierend in autoluwe centra de winkeletalages gadeslagen of waar we al hoppend op het openbaar vervoer de stad verkennen. We hebben er vele ettelijke euros voor veil, terwijl we er niet bij stil staan dat zo’n zaken toch ook in Vlaanderen mogelijk zijn. Waarom dan niet in Knokke? Waarom dan niet in de mondaine Lippenslaan? Laat ons daarom toch eens met een kritisch oog kijken naar de winkelkwaliteit van onze “Avenue Lippens”. Wordt het niet eens tijd het addagio van de jaren ’90 waar winkelstraten ingericht werden als shopping centers achter ons te laten en volop in te zetten op extra kwaliteit van onze openbare ruimte met een bovengeschikte rol voor de voetganger en fietser en waar de auto nog welkom maar jedoch ondergeschikt is. En die lokale handelaar zal er heus wel beter van worden… want die lokt klanten via mooi uitgestalde vitrines die enkel met het wandelend oog worden gadegeslagen.

Trouwens, zoek even uit waar NVA Knokke-Heist de mosterd haalt in het programma van Groen Knokke-Heist van de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen...

 
Tim Debrabandere
Groen Knokke-Heist
Mobiliteitsexpert

maandag 14 januari 2013

Shoppen in Knokke, het is me wat...

Luxueuze winkelstraten in Vlaanderen. U kent er waarschijnlijk wel wat. De Veldstraat in Gent, de Keyserlei  en Meir in Antwerpen, de Nieuwstraat in Brussel, de Kapellestraat in Oostende, de Steenstraat in Brugge… steevast prachtige winkelstraten met gevestigde waarden en dure merken.
 
Maar top of the bill is toch wel het mondaine Knokke! Lekker kuieren in de Lippenslaan, we doen ze dan ook graag af als “de” winkelavenue bij uitstek! Ik wandel aan de oostzijde richting zee en blijkbaar lijkt dat flaneren en kuieren niet zo’n evidentie. Om de haverklap moet ik me verschansen tussen blik en rubber – auto’s dus – om tegemoetkomende voetgangers een passage te geven. Ruimte voor terrassen is er amper, laat staan winkelwaar. Nochtans weet elke ruimtelijke architect dat een wandelpromenade moet opgebouwd zijn uit een activiteitenzone met gezellige terrasjes en uitgestalde winkelwaar,  een bewegingszone om je daadwerkelijk te kunnen voortbewegen en je niet te hoeven verschansen en tot slot een objectenzone, wat ze de ruimte noemen voor straatmeubilair. Je kent het wel vanop jullie wandeling op de ramblas in Barcelona, bankjes en stoelen enzo, waarop je even kunt uitrusten. Blijkbaar is de ruimte in de Lippenslaan te beperkt om dat beetje ruimte aan de flanerende Zoutien of Kneistenaar te gunnen, onze ruimtelijke ordening is nu éénmaal niet wat het behoort te zijn.
 
M’n kritisch oog verplicht me echter om wat verder te kijken dan het voetpad breed is. In m’n zoektocht naar de antiquair aan de overzijde, tussen alle wagens verschanst, tel ik even de stroken. Eén parkeerstrook, een rijstrook met een stapvoetse file, in de middenberm nog een parkeerstrook, dan nog een rijstrook met een stapvoetse file en plots nog een derde parkeerstrook. Maar liefst 5 stroken met wagens! Weet u waar er nog 5 stroken met wagens te vinden zijn? Juist ja, op de ring van Brussel… en daar staan ze ook stil !
 
Misschien had ik maar beter m’n fiets genomen. Laverend tussen de stilstaande wagens, achterna getoeterd door dames in een bontjas achter een veel te groot stuur in een veel te grote wagen… Toch niet zo aangenaam om te fietsen. Ik plaats maar vlug mijn fiets tegen één van de vele parkeerautomaten want een ruime overdekte fietsenstalling kan ik moeilijk vinden. En op het trottoir wil ik toch m’n medewandelaar niet in de weg lopen.
 
Ik neem volgende keer wel de trein naar één van de eerstgenoemde steden met prachtige wandelpromenades, waar de auto slecht te gast of zelfs niet te bespeuren en waar in 3 stroken parkeren al helemaal te zot voor woorden is! Misschien wordt het de Steenstraat, vlotjes met de centrumbussen tot aan Sint-Salvator. Of naar Gent wellicht, waar ik door de Veldstraat heen kuier en even opzij spring voor een sympathieke bel van tramlijn 1. Volledig de andere kant van het land en onontgonnen terrein voor de “Lippenslaan-architect” is de Kapellestraat in Oostende of de Meir in Antwerpen. Daar is er waarachtig zelfs ruimte voor een terras waar ik tussen een Fnac en H&M bezoek vlug even een cappucino slurp.
 
We stoefen zo graag met onze citytrips naar Parijs, Londen of Barcelona waar we heerlijk kuierend in autovrije centra de winkeletalages gadeslagen of waar we al hoppend op het openbaar vervoer de stad verkennen. We hebben er vele ettelijke euros voor veil, terwijl we er niet bij stil staan dat zo’n zaken toch ook in Vlaanderen mogelijk zijn (getuige de aangehaalde voorbeelden). Waarom dan niet in Knokke? Waarom dan niet in de mondaine Lippenslaan?
 
Laat maar zitten, die o zo vermaarde “Avenue Lippens”, ik zoek het wel verderop…